Gevaarlijke omstandigheden
Bij het gebruik van kabelstroppen onder gevaarlijke omstandigheden, is het belangrijk dat het risico wordt beoordeeld door een gekwalificeerd persoon. Voorbeelden van gevaarlijke omstandigheden zijn: offshore-hijsactiviteiten, het hijsen van personen en van potentieel gevaarlijke lasten zoals gesmolten metalen, corrosieve materialen of splijtstoffen. In dit soort situaties moet zo nodig de maximale werklast (WLL) van de kabelstrop worden aangepast, passend bij de omstandigheden.
Kabelstroppen
Algemeen
Kabelstroppen zijn meestal eenvoudiger in gebruik en voordeliger dan hijskettingen. Gegalvaniseerde staalkabels bieden goede bescherming tegen corrosie. Onder extreme omstandigheden zijn rvs staalkabels een beter alternatief. Voor extreem zware hijslasten zijn kabelstroppen vaak de beste optie.
Norm
Staalkabelstroppen moeten voldoen aan de Europese norm EN-13414-1+A2
Materiaal/ontwerp
Voor het produceren van kabelstroppen moet de staalkabel een treksterkte hebben van 1770 of 1960 N/mm². Bij meer-sprong stroppen moeten de kabelafmetingen, kabelconstructie, treksterkte en grade van de toegepaste eindverbindingen voor elke toegepaste leng gelijk zijn.
Bij het gebruik van een topschalm dient de werklast van de topschalm in ieder geval gelijk zijn aan die van de complete kabelstrop. Bij 3-sprong en 4-sprong stroppen moet een topschalm met verloopschalmen worden toegepast. De werklast van de verloopschalmen moet dan in ieder geval 1,6 maal de werklast zijn van de enkele leng die er aan bevestigd wordt.
Persklemmen en splitsen
Er zijn verschillende manieren mogelijk om de kabel te kunnen verbinden met de topschalm en eindverbindingen of een eindloze kabelstrop te maken . De meest gebruikte methode is het mechanisch klemmen van een kabelkous of kabel lus d.m.v. een aluminium persklem, ook wel talurit klem genoemd. Een andere mogelijkheid is o.a. een lus te creëren d.m.v. een splits. Er gelden hiervoor verschillende algemene regels.
Minimale lengte
De minimum lengte van de staalkabel tussen de staalkabelklemmen, moet 20 keer de nominale kabeldiameter zijn. Bij het gebruik van splitsen moet de minimale lengte van de kabel tussen de splits ten minste 15 maal de nominale kabeldiameter bedragen. Bij eindloos geklemde kabelstroppen mag de lengte tussen de klemmen niet minder zijn dan driemaal de lengte van de persklem na het persen.
Lus afmeting
De omtreklengte (l) van een lus moet minstens 4 kabeldiameters bedragen. Mennens hanteert als standaard dat de lengte (h) van een lus minstens 15 keer de kabeldiameter (d) moet zijn.
Lengte
De lengte (L) is de lengte gemeten tussen de steunpunten van de strop of de omtreklengte van een eindloze strop.
Enkele en eindloze strop
De gemeten lengte van een met een persklem bevestigde strop mag niet meer dan twee kabeldiameters of 1% van de nominale lengte afwijken van de nominale lengte, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is.
De gemeten lengte van een gesplitste strop mag niet meer dan vier kabeldiameters of 2% van de nominale lengte afwijken van de nominale lengte, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is.
Als een enkele strop bestemd is om in een set te worden gebruikt, mag het lengteverschil van een met huls bevestigde oogstroppen niet meer dan de kabeldiameter of 0,5% van de nominale lengte bedragen, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is.
Meersprong-stroppen
De gemeten individuele spronglengte van een met een huls bevestigde mag niet meer dan twee kabeldiameters of 1% van de nominale lengte van de strop afwijken, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is.
Het lengteverschil tussen de afzonderlijke sprongen van een meersprong-strop in onbelaste toestand mag niet meer bedragen dan 1,5 maal de kabeldiameter of 0,5% van de nominale lengte, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is.
Staalkabel grommers (eindloze kabelslag stroppen)
Voor grommers met een diameter <61 mm bedraagt de tolerantie ±1d of 1% van de nominale lengte, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is. Voor grommers met een diameter >65 mm bedraagt de tolerantie ±0,5d of 0,5% van de nominale lengte, waarbij de grootste van deze twee waarden van toepassing is.
Markering
Elke strop moet zijn voorzien van een markeringsplaatje of een markering in de topschalm of klemhuls (bijv. kabellengen en eindloze stroppen). De strop dient te zijn gemarkeerd met identificatie van de fabrikant, werklast (WLL), lengte, fabricagedatum en CE-markering. Bij meer-sprongstroppen dienen de verschillende werklasten voor de van toepassing zijnde buitenhoeken vermeld worden.
Werklast (WLL) voor staalkabelstroppen
Enkele strop
WLL (ton) = (Fmin x KT) / (Zp x g)
Eindloze strop
WLL (ton) = (Fmin x KT x 2 x 0,8) / (Zp x g)
Meersprongstrop
WLL (ton) = (Fmin x KT x KL) / (Zp x g)
Fmin = de minimale breekkracht van de kabel, in kN
KT = reductiefactor vanwege geklemde eindverbinding, voor persklem 0,9 en voor splitst 0,8
KL = de leng factor relateert aan het aantal delen en de buitenhoek ten opzichte van de verticaal, zie WLL-tabel.
Zp = de gebruikscoëfficiënt (veiligheidsfactor of gebruiksfactor) met de waarde 5.
g = omrekenfactor van kracht naar massa. Deze is 9,80665
Eindverbindingen en eventuele werklast reductie (KT)
De meest gebruikte eindverbindingen met aanduiding van het resterende percentage van de minimale breekkracht. Is deze bijv. 90% dan is de reductiefactor (KT) 0,9
Effect van de buigdiameter op de maximale werklast (WLL)
Houd er rekening mee dat dat de capaciteit van de strop lager is wanneer de buigdiameter afneemt. Als de kabel bijvoorbeeld buigt rond een draagpunt dat dezelfde diameter heeft als de kabel zelf, halveert capaciteit. Zie afbeelding.
Meer informatie
Wil je meer informatie over veilig en correct gebruik van staalkabels? Neem contact op met een Mennens-locatie in de buurt.